Onlangs zat ik op een studiedag over erfgoed en volksmuziek. 'Wie is daar nu in godsnaam mee bezig?', hoor ik u denken. Wel, afgaande op de deelnemerslijst toch zeker veertig zielen. En ik. Jammer genoeg voelde ik mij enigszins buitenstaander. De andere deelnemers leken elkaar te kennen, waardoor ik onmiddellijk vreesde dat ik nooit tot de erfgoedelite zou kunnen behoren. Tot een nadere blik op de deelnemerslijst mij leerde dat die vermeende elite gewoon uit werknemers van het organiserende steunpunt bestond. Zo is het gemakkelijk, die mensen werden waarschijnlijk gewoon voor betaald voor hun aanwezigheid.
Maar betaald of niet, hoe geef je jezelf een houding in een omgeving waar je weinig mensen kent en waar je toch een zweem van wetenschappelijk sérieuxwil ophouden om niet als complete nitwit door de mand te vallen? Peinzend de krant lezen, je drukbezette agenda raadplegen, nog gauw een telefoontje plegen naar de sprekende klok of toch maar het toilet invluchten? Ik koos voor dat laatste – netwerker als ik ben – zodat ik de sprekers al zeker niet met samenknepen billen moest aanhoren en na vijf minuten een vluchtroute langs de nooduitgang zou moeten uitstippelen. Gelukkig is het makkelijk om op te gaan in de massa van zodra de eerste spreker van wal steekt. Want dan moet je niet meer netwerken, vanaf doen moet je gewoon zitten en luisteren, iets wat ik vroeger nog gedaan heb. Luisteren en nota nemen is zoals fietsen, zo'n dingen verleer je niet.
En speaking of, dingen niet verleren vormde duidelijk het thema van de dag. Elke aanwezige was er vol van overtuigd dat tradities belangrijk zijn en bewaard of als het moet zelfs maar kunstmatig opgewekt moeten worden. ‘Want anders weten onze kinderen niet meer hoe het vroeger was, een ware schande voor ons patrimonium!’ Het feit dat hier een ware erfgoedmaffia vanuit een vaag opvoedkundig argument aan het werk leek, sterkte mij nog meer in mijn vermoeden dat de aanwezigen betaald werden. No money, no heritage. Of zoiets.
Zelf ben ik toch niet helemaal van overtuigd van het nut om dingen in leven te houden ‘omdat ze nu eenmaal zo zijn.’ Want dan mag ik ook alle dagen tot ’s middags slapen, wekelijks met een zak chips voor tv hangen of mijn schoenveters op een compleet onlogische manier knopen. Het is nu zo, waarom zou ik het veranderen? Tradities zijn heel mooi (doedelzakken hoera!), maar ze moeten een bestaansreden hebben. Anders horen ze zonder pardon tot de weinig verhelderende stijlcategorie ‘conservatieve zever’.
Herinner u in deze context de mop waarin een gezin van generatie op generatie geen worst in een pan bakt zonder er eerst de uiteinden van af te snijden. Van moeder op dochter gaat het gebruik voort, zonder dat iemand weet waarom. Gewoon, omdat de bomma het zo deed. Totdat een van de kleinkinderen op een dag aan de bomma vraagt wat het geheim is van de worst zonder uiteinden: ‘Waarom ik de tsjoepkes eraf sneed? Allez jongens, bakt gijle nog altijd in dat te kleine panneke?’
0 Comments